Praktische opdracht biologie
Datum: 24-05-2018
Van: Imanuel Habekotté (KV4a)
Aan: Dhr. Van Houwelingen

Genetica: Overerving der Eigenschappen

Inhoudsopgave

Inleiding
Theorie
Genen
Fenotype en genotype
Modificaties en mutaties
Homo- en heterozygoot
Manieren van overerving
Materiaal en methode
De eigenschappen van de familie
Stambomen
Hoofdregels van X-chromosomale overervingen
Andere regels die voorkomen in dit werkstuk
Resultaten
Tongrollen
Oorlel
Oorrand
Haarstijl
Rechts- of linkshandigheid
Rood-groen kleurenblindheid
Conclusie en discussie
Tongrollen
Oorlel
Oorrand
Haarstijl
Rechts- of linkshandigheid
Rood-groen kleurenblindheid
  • Bronvermeldingen
  • 4
    5
    5
    5
    6
    6
    6
    7
    7
    8
    9
    9
    10
    10
    11
    12
    12
    13
    15
    16
    16
    17
    17
    18
    18
    18
    19

    Inleiding

    Na het lezen van dit werkstuk komt de lezer er niet achter...

    Who our ancestors were, their place of origin, why they left home to dare unknown seas and hostile shores, how they fared along the way, and many other aspects of the pilgrimages of our Elizabethan forefathers [...] (Wood, 1955)

    Nee, het heeft er wel mee te maken, maar het gaat minder om het verzamelen van informatie (genealogie). Het gaat vooral om, heel praktisch, wat voor uiterlijke kenmerken (vanaf nu worden ze in het werkstuk “eigenschappen” genoemd) familieleden hebben en hoe deze eigenschappen zich verhouden tot de eigenschappen van de andere familieleden (ouders – kinderen – broers en zussen; en andere relaties). Dat is genetica. Als voorbeeld: moeder heeft lichtbruine ogen, vader heeft lichtbruine ogen en een van de kinderen heeft blauwe ogen. Hoe kan dit? Dat is wat er in dit werkstuk wél besproken wordt!

    De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: hoe erven mensen erfelijke eigenschappen van familie over?

    Deze hoofdvraag is onder te verdelen in verschillende deelvragen:

    1. Erven de eigenschapen dominant of recessief over?
    2. Zijn de overervingen X-chromosomaal of autosomaal?
    3. Hoe ziet de stambomen er voor elk eigenschap uit?

    De hypotheses per genetische eigenschap zijn gegeven in Tabel 1.

    Eigenschap Hypothese
    1. Tongrollen Tongrollen erft recessief autosomaal over.
    2. Oorlel Vergroeide oorlel erft recessief autosomaal over.
    3. Oorrand Knik in de oorrand kan niet worden onderzocht, want er zijn niet genoeg gegevens.
    4. Haarstijl Haarstijl erft intermediair over, waarbij het intermediaire fenotype, golvend haar, tussen krullend en sluik haar in zit. Een intermediaire overerving is altijd autosomaal.
    5. Rechts- of linkshandigheid Linkshandigheid kan zowel recessief autosomaal als dominant autosomaal overerven.
    6. Rood-groen kleurenblindheid Rood-groen kleurenblindheid erft recessief autosomaal over. Er is ook een kans dat het recessief X-chromosomaal overerft.

    Theorie

    Genen

    Het hele lichaam is opgebouwd uit allemaal cellen. Cellen bestaan uit verschillende onderdelen, waaronder de celkern (Figuur 1a). De celkern is heel belangrijk, want daar liggen de chromosomen in (Figuur 1b). Bij een mens zijn dat 46 chromosomen (die voorkomen in 23 chromosomenparen), waaronder 2 geslachtschromosomen die samen het geslacht bepalen (twee X-chromosomen voor een vrouw, een X- en een Y-chromosoom voor een man). Chromosomen bestaan uit DNA en bevatten genen die elk hun eigen stukje informatie over een erfelijke eigenschap geven; oogkleur, neuslengte, haarstijl, maar ook hoe lang iemand kan worden (Figuur 1c). Genen liggen op een bepaalde plek in de chromosomen, deze plek noem je de locus.

    Alle lichaamscellen bevatten dezelfde DNA en dus dezelfde genen en informatie. Toch komen de genen die in het DNA vastliggen niet in elke cel tot uiting in de vorm van een eigenschap, want het gen voor oogkleur komt natuurlijk alleen tot uiting in de irissen van een paar ogen. Dit wordt genexpressie genoemd.

    Fenotype en genotype

    Hoe komt het dat sommige mensen meer op elkaar lijken dan anderen? Dit komt doordat iedereen andere genen bezit. Het genotype van een persoon bestaat uit de erfelijke eigenschappen die vastgelegd zijn in het DNA. Het fenotype is een samenstelling van het genotype en de omstandigheden in de omgeving van een individu, ook wel milieufactoren genoemd. Alle waarneembare eigenschappen bij elkaar zijn samen het fenotype. De hoeveelheid overeenkomsten in twee fenotypen bepaalt dus in hoeverre iemand op iemand anders lijkt.

    Cel met celkern
    Chromosoom
    DNA
    Schematische tekeningen van de inhoud van een lichaamscel

    Modificaties en mutaties

    Door omstandigheden kunnen modificaties plaatsvinden. In tegenstelling tot mutaties zijn modificaties niet erfelijk, maar ze zijn wel zichtbaar in het fenotype. Een modificatie kan zo simpel zijn als bijvoorbeeld een schaafwond aan de knie, maar omdat deze wond niet over zal erven is het geen mutatie, maar slechts een modificatie. Als de nieuwe eigenschap wel overerft spreekt men van een mutatie.

    Homo- en heterozygoot

    Voor elke eigenschap zijn er verschillende allelen aanwezig in het gen. Als het twee verschillende allelen zijn heet dat heterozygoot. Het allel wat tot uiting komt is dan het dominante allel. Het andere allel is dan recessief en is onderschikt aan het andere allel. Als de allelen hetzelfde zijn is de persoon homozygoot voor die eigenschap. In dat geval kan het recessieve allel ook tot uiting komen. Personen die heterozygoot voor een eigenschap zijn, en dus ook het recessieve allel meedragen, worden drager genoemd.

    Soms is het niet helemaal duidelijk of een allel dominant of recessief is. In het geval dat bij heterozygoot beide allelen een beetje tot uiting komen, wordt het fenotype intermediair genoemd. De allelen zijn dan onvolledig dominant.

    Manieren van overerving

    Eerder is uitgelegd dat de twee geslachtschromosomen samen het geslacht bepalen (twee X-chromosomen voor een vrouw, een X- en een Y-chromosoom voor een man). De vrouw kan alleen maar een X doorgeven aan haar kind. De man bepaalt het geslacht, want die kan een X of een Y doorgeven.

    Wanneer genen in de geslachtschromosomen zitten, zijn er andere regels voor overerving. Als het gen alleen in het X-chromosoom voorkomt (dat heet X-chromosomaal), dan heeft alleen de moeder invloed op de eigenschap bij de zonen, want de vader geeft altijd alleen een Y aan zijn zonen. Bij de dochters heeft de vader wel invloed en gelden de normale regels weer, want de vader en de moeder geven dan beiden een X-chromosoom. Bij een X-chromosomale overerving wordt het allel aangegeven met Xa voor recessief, of XA voor dominant, of een Y.

    Bij andere overervingen wordt het allel alleen aangegeven met een kleine letter a voor recessief, of een grote letter A voor dominant. Dit zijn autosomale overervingen, want het zijn overervingen van allelen die op een autosoom liggen, een chromosoom dat niet een X- of een Y-chromosoom is.

    Materiaal en methode

    De eigenschappen van de familie

    Het onderzoek is opgesteld aan de hand van de gegevens in Tabel 2. Door deze gegevens in stambomen te zetten kan onderzocht worden op welke manieren verschillende eigenschappen overerven.

    De eigenschappen van de familieleden
    Tongrollen Oorlel Knik in
    oorrand
    Haarstijl Rechts- of
    linkshandigheid
    Rood-groen
    kleurenblind
    Opa 1 Ja Los Nee Krullend Rechts Ja
    Oma 1 Ja Los Nee Golvend Rechts Nee
    Vader Ja Los Nee Krullend Rechts Nee
    Oom 1 Ja Los Nee Golvend Rechts Nee
    Tante 1 Nee Los Nee Krullend Rechts Ja
    Opa 2 Ja Los Nee Golvend Links Nee
    Oma 2 Nee Los Nee Sluik Links Nee
    Moeder Nee Los Nee Sluik Links Nee
    Oom 2 Ja Los Nee Golvend Links Nee
    Tante 2 Nee Los Nee Golvend Links Nee
    Broer 1 Ja Los Nee Golvend Rechts Ja
    Broer 2 Ja Los Nee Golvend Rechts Ja
    Jijzelf (♀) Nee Vergroeid Nee Golvend Rechts Nee
    Schoonzus
    via broer 1
    Ja Los Nee Golvend Rechts Nee
    Neefje Nee Los Nee Krullend Rechts Nee
    Nichtje Ja Vergroeid Nee Sluik Rechts Ja

    Stambomen

    In een stamboom worden de relaties tussen broers en zussen en hun ouders weergegeven. De oudste generatie staat bovenaan de stamboom en hoe verder naar beneden wordt gekeken gaat hoe jonger de mensen zijn. Mannelijke familieleden worden als vierkantjes afgebeeld en vrouwelijke als cirkeltjes.

    Indeling van de stamboom van de onderzochte familie

    Hoofdregels van X-chromosomale overervingen

    Er zijn een paar regels die je kunt gebruiken om te zien of een overerving X-chromosomaal kan zijn, maar zelfs al voldoet een stamboom volledig aan de volgende regels, dan hoeft de eigenschap nog steeds niet altijd X-chromosomaal over te erven.

    1. Als vader dominant is voor een eigenschap dan heeft hij alleen dominante dochters.
    2. Als moeder recessief is voor een eigenschap dan heeft zij alleen recessieve zonen.

    Andere regels die voorkomen in dit werkstuk

    Deze regels zijn af te leiden uit de vorige regels en kunnen gebruikt worden om te bepalen of de overerving niet X-chromosomaal (autosomaal) is.

    1. Als vader dominant is en recessieve dochters heeft, erft de eigenschap autosomaal over.
    2. Als moeder recessief is en dominante zonen heeft, erft de eigenschap autosomaal over.

    Resultaten

    Tongrollen

    Tongrollen is dat de zijkanten van de tong naar boven worden gedaan, zodat de tong op een koker lijkt.

    Links is de tong gerold, rechts is de tong ongerold.

    Tongrollen erft dominant over, want opa en oma 1 hebben een ander fenotype dan hun kind. De ouders moeten wel heterozygoot zijn, want zij kunnen wel tongrollen en zijn allebei drager van het recessieve allel (Figuur 4b). Verder erft de eigenschap autosomaal over, want opa 1 is dominant en heeft een recessieve dochter.

    Bij sommige familieleden, namelijk bij de oom en bij het nichtje, is het niet vastgesteld welk genotype ze precies hebben. Wel staat er een grote A. De eigenschap erft dominant over en de eigenschap komt tot uiting, daarom is deze grote A in het genotype bekend.

    Kan tongrollen
    Kan niet tongrollen
    Stamboom van de eigenschap tongrollen
    |
    A a
    A AA Aa
    a Aa aa
    Kruisingsschema van opa & oma 1

    Oorlel

    Een losse oorlel kromt naar boven dicht bij het hoofd en een vergroeide oorlel gaat langs het hoofd naar beneden.

    In de bovenste rij zitten de oorlellen los en onderaan zitten ze vast.

    De eigenschap vergroeide oorlel erft recessief over, want de twee ouders hebben een ander fenotype dan hun kind. De ouders moeten wel heterozygoot zijn, want zij hebben een losse oorlel en zijn allebei drager van het recessieve allel (Figuur 6b). Het erft autosomaal over, want vader is dominant en heeft een recessieve dochter.

    Het is bij de opa's en oma's en tantes en ooms aan beide kant van de familie niet bekend of ze homozygoot dominant (AA) of heterozygoot (Aa) dominant zijn voor een losse oorlel. Hetzelfde geldt voor broer 2 en voor het neefje.

    Losse oorlel
    Vergroeide oorlel
    Stamboom van de eigenschap losse/vergroeide oorlel
    |
    A a
    A AA Aa
    a Aa aa
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Oorrand

    Knik in oorrand
    Geen knik in oorrand

    Iedereen in dit onderzoek heeft een knik in de oorrand (Figuur 7). Er valt hier dus geen dominantie of X-chromosomaliteit te bepalen.

    Stamboom van de eigenschap knik in oorrand

    Haarstijl

    Krullend
    Golvend
    Sluik

    Er zijn drie fenotypen voor haarstijl. Het fenotype golvend haar kan worden gezien als half krullend en half sluik, dus van de drie is golvend haar het intermediaire fenotype. Het daarbij horende genotype is heterozygoot, beide andere genotypen zijn homozygoot (Figuur 8). Bij onvolledig dominante allelen komt geen recessieve allel voor en is de overerving nooit X-chromosomaal.

    Stamboom van de eigenschap haarstijl

    Rechts- of linkshandigheid

    Bij deze eigenschap zijn er geen regels van toepassing waarmee dominantie kan worden bepaalt. Er zijn geen ouders met een kind met een ander fenotype. Daarom wordt er gekeken naar beide gevallen van dominantie: het geval dat linkshandig recessief is (Figuur 9 en 10) en het geval dat linkshandig dominant is (Figuur 11 en 12).

    Rechtshandig
    Linkshandig
    Stamboom van rechts- of linkshandigheid α:
    Linkshandig is recessief, autosomale overerving.
    |
    A A/a
    a Aa Aa/aa
    a Aa Aa/aa
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Moeder is recessief en heeft dominante zonen, dus de linkshandigheid kan niet recessief X-chromosomaal overerven (Figuur 10). In het kruisingsschema (Figuur 10b) is te zien dat het in dit geval alleen maar mogelijk is voor vader en moeder om een zoon te krijgen die recessief is (linkshandig).

    Rechtshandig
    Linkshandig
    Stamboom van rechts- of linkshandigheid β:
    Linkshandig is recessief, X-chromosomale overerving.
    |
    XA Y
    Xa XAXa XaY
    Xa XAXa XaY
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Rechtshandig
    Linkshandig
    Stamboom van rechts- of linkshandigheid γ:
    Linkshandig is dominant, autosomale overerving.
    |
    a a
    A Aa Aa
    a aa aa
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Er is geen dominante vader met recessieve dochters. Er is ook geen recessieve moeder met dominante zonen, dus de eigenschap linkshandigheid kan wel dominant X-chromosomaal overerven (Figuur 12).

    Rechtshandig
    Linkshandig
    Stamboom van rechts- of linkshandigheid δ:
    Linkshandig is dominant, X-chromosomale overerving.
    |
    Xa Y
    XA XAXa XAY
    Xa XaXa XaY
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Rood-groen kleurenblindheid

    De eigenschap rood-groen kleurenblindheid erft recessief over, want de twee ouders hebben een ander fenotype dan hun kind. De ouders moeten wel heterozygoot zijn, want zij zijn niet kleurenblind en zijn allebei drager van het recessieve allel (Figuur 13b).

    Niet kleurenblind
    Kleurenblind
    Stamboom van rood-groen kleurenblindheid α:
    Kleurenblind is recessief, autosomale overerving.
    |
    A a
    A AA Aa
    a Aa aa
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Het kan X-chromosomaal overerven (Figuur 14), want er is geen dominante vader met recessieve dochters en ook geen recessieve moeder met dominante zonen.

    Rechtshandig
    Linkshandig
    Stamboom van rechts- of linkshandigheid :
    Linkshandig is dominant, X-chromosomale overerving.
    |
    Xa Y
    XA XAXa XAY
    Xa XaXa XaY
    Kruisingsschema van vader en moeder

    Conclusie en discussie

    Er kan per eigenschap een conclusie worden getrokken aan de hand van de voorafgaande analyse van de gegevens en de beschrijving in Biologie voor jou (Bos et al.), thema 3 (Genetica), zoals uitgewerkt in dit verslag in de hoofdstukken 2. Theorie en 3. Materiaal en methode.

    Tongrollen

    Over tongrollen kan worden geconcludeerd dat de overerving autosomaal dominant is. Dit komt niet overeen met de hypothese Tongrollen erft recessief autosomaal over, dus deze hypothese moet worden verworpen.

    Deze conclusie wordt ondersteund door het wetenschappelijk onderzoek van McDonald (2011a). Deze heeft literatuuronderzoek gedaan naar tongrollen.

    McDonald citeert onderzoek van Sturtevant en Komai, deze komen beiden tot een andere conclusie dan waar mijn onderzoek op uitkwam.

    Sturtevant (1940) vergeleek ouders en hun nakomelingen (Tabel 3a). Sommige mensen (kinderen vooral) konden eerst niet tongrollen, maar dat leerden later vanzelf om dat te kunnen doen. Hij concludeerde dat de eigenschap tongrollen in ieder geval voor een deel erfelijk wordt bepaald, waarbij tongrollen dominant overerft.

    Komai (1951) voerde een vergelijkbaar onderzoek uit met veel meer mensen en hij vond vergelijkbare resultaten (Tabel 3b). In beide onderzoeken hebben individuen met ouders die kunnen tongrollen veel meer kans dat zij ook kunnen tongrollen. Het is moeilijk om voor te stellen dat de gemeenschappelijke omgeving van de familieleden invloed kan hebben op het tongrollen, dus duiden de overeenkomsten van de fenotypen tussen familieleden op een grote erfelijke factor.

    Maar als het een simpele overerving met een gen en twee allelen zou zijn, dan kunnen twee niet-tongrollende ouders geen tongrollende kind krijgen, wat hier wel het geval is. Er moeten dus ofwel externe factoren betrokken zijn, of is er sprake van multipele allelen.

    Familieonderzoeksresultaten van tongrollen. R = tongrollen, NR = niet tongrollen
    Sturtevant (1940).
    Ouders R NR
    R x R 28 5
    R x NR 33 22
    NR x NR 4 9
    Komai (1951).
    Ouders R NR Percentage R
    R x R 928 104 90%
    R x NR 468 217 68%
    NR x NR 48 92 34%

    Oorlel

    De hypothese kan worden aangenomen, want de vergroeide oorlel erft recessief autosomaal over.

    De uitkomsten van mijn onderzoek m.b.t. losse/vergroeide oorlel komen overeen met o.a. een artikel van The Tech van 27 augustus 2004. Free earlobe (G) is dominant over attached (g). Dat wil zeggen dat een losse oorlel dominant autosomaal overerft (en een vergroeide oorlel recessief autosomaal).

    Het onderzoek van McDonald (2011b) leidt tot een ander resultaat. Mijn conclusie schaart hij zelfs onder de noemer 'mythe': While there is probably some genetic influence on earlobe attachment point, family studies show that it does not fit the simple one-locus, two-allele myth. Hij gebruikte o.a. het onderzoek van Wiener (1937). Deze had uitgevonden dat er sprake was van meer fenotypen dan alleen maar 'los' en 'vergroeid' en concludeerde dat het onderzoek van losse/vergroeide oorlellen anders moest worden aangepakt. Hij verdeelde de oorlellen over vier fenotypen (0-3), van helemaal los tot helemaal vergroeid. Alle mogelijke paren van 0 x 0 t/m 3 x 3 hadden nakomelingen met intermediaire fenotypen. Wiener (1937) concludeerde dat de eigenschap losse/vergroeide oorlel door meerdere genen bepaald wordt, of door een enkele gen met meer allelen.

    Oorrand

    Over de knik in de oorrand kon geen conclusie worden getrokken, want er waren niet genoeg gegevens. Er waren ook geen bestaande onderzoeken te vinden over de knik in de oorrand.

    Haarstijl

    De hypothese kan worden aangenomen. Haarstijl erft intermediair over, waarbij het intermediaire fenotype, golvend haar, tussen krullend en sluik haar in zit. Een intermediaire overerving is altijd autosomaal.

    Dit resultaat wordt ondersteund in hetzelfde artikel van The Tech (2004, 27 augustus).There are two versions of the hair type gene, curly (C) and straight (s). Hair type is an interesting case of something called incomplete dominance. What this means is that with hair type, if you have one of each version of the gene, you get a mix of the two or wavy hair.

    Ook een artikel in The Villager ondersteunt het resultaat (Duriak, 2014).[...] What about a child with one straight-haired parent and one curly-haired parent? Because one parent contributed a C and the other contributed an s, the child will have both genes and their hair will be wavy.

    Rechts- of linkshandigheid

    De hypothese kan worden aangenomen. Linkshandigheid kan zowel recessief autosomaal als dominant autosomaal overerven.

    Verder kan het kan ook een dominante X-chromosomale overerving zijn, maar niet een recessieve X-chromosomale overerving.

    Rood-groen kleurenblindheid

    Rood-groen kleurenblindheid erft recessief autosomaal over. Verder kan de overerving ook X-chromosomaal recessief zijn. De hypothese kan dus worden aangenomen.

    Bronvermeldingen

    Pagina dynamisch opgesteld op 18-07-2018 om 15:40:19, het duurde 0.581225 seconden